Module Overgewicht
Veel
onderzoek met betrekking tot overgewicht is ook te vinden op Pubmed.
National
Institute of Health (USA) maakt geen onderscheid tussen obesitas en adipositas
Obesitas is een conditie van het lichaam
waarbij de natuurlijke energiereserve die in vet wordt opgeslagen,
gebruikelijke niveaus ver overschrijdt tot aan het punt waarbij de gezondheid
in het geding komt. Synoniemen zijn: Adipositas, zwaarlijvigheid, overgewicht
en vetzucht.
Adipositas (Zie hierboven).
BMI of
Queteletindex – lengte in het kwadraat, gedeeld door het gewicht bepaald de
index. Men noemt dit ook wel de BMI (Body Mass Index).
Vb. persoon 90 kg . En 1.73 lengte
1,73 x 1,73 =
2,9929
90/2,9929 =
30,07
BMI = 30
Overlijdensrisicoverzekeringen
hebben grafieken bij 1.1.2.1. bepaald om inzicht te krijgen in de risico’s en
de daaraan gekoppelde premies.
Bij de
huidplooimethode bepaalt men de hoeveelheid huidvet.
Het verschil
tussen mannen en vrouwen ten aanzien van de positie van het vet:
- bij mannen zien we dit vaak op de buik
(abdominale regio) ook wel androïde
of appeltype genoemd. Zowel subcutaan als visceraal.
- bij vrouwen zien we het vet meer in de
gluteofemorale depots (brede heupen) ook wel gynoïde of peertype genoemd.
- Ook mengvormen komen voor
- Gynoïde vormen van vetzucht gaan minder
gepaard met veranderingen in het metabolisme.
In lever
stapeling van vetten. Het vet in bloed wordt getransporteerd naar de lever.
VLDL en LDL.
Het vet in de
buik – opname in het bloed – omgezet naar LDL.
De
Middel-Heup-Omtrek ratio ofwel MHR is een goede indicatie voor het vaststellen
van de vetverdeling.
Bij vrouwen
moet deze 0,80 zijn en bij mannen 0,95.
Overschrijdingen
van deze waarden en een BMI van >28 geven een forse verhoging van het
ziekterisico. Men spreekt dan van androïde
obesitas.
Bij vrouwen
na 30e jaar gewichtsstilstand.
Na de
menopauze snelle toename in gewicht (hormonen). Inhalen van mannen.
Bij mannen
geleidelijke verhoging tot ongeveer 50 jaar. Daarna stilstand.
Uit
statistieken van verzekeringsmaatschappijen blijkt dat een matig overgewicht
het sterfterisico al verhoogd.
30% van de
Westerse mensen heeft met 25 jaar al te maken met overgewicht.
In Nederland
heeft de helft (5 miljoen) van de volwassen bevolking te kampen met
overgewicht. Ernstig overgewicht bestaat bij 1 miljoen mensen.
Onderscheidt
maken tussen hyperglycemie en hyperinsulinisme. Medisch wordt alleen
hyperglycemie aangepakt, hetgeen bijzonder jammer is.
Mensen komen
daardoor vaak in een metabool syndroom situatie.
De vetcellen
krijgen een eigen sturing in de buikschort en maken eigen hormonen aan wat een
verdere vervetting tot gevolg heeft.
Hyperglycemie: Door een verstoorde insuline-afgifte
(slecht functionerende pancreas) of insulineverhouding in het lichaam ontstaat
een verhoogd glucosegehalte in het bloed. Dit
verhoogde glucosegehalte zorgt op zichzelf weer voor nog minder
insuline-afgifte (uitputting pancreas) en verminderde werking van de insuline
op de weefsels. Een soort neerwaartse spiraal.
Sympt:
aanhoudende dorst, veel plassen (polyurie), vermoeidheid, gezichtsstoornissen,
vermageren, honger.
Hyperinsulinisme: Door een verkeerde verhouding
koolhydraten reageert het lichaam niet meer via een normale insulinerespons.
Door bepaalde met name geraffineerde koolhydraten in grote mate te nuttigen
ontstaan soms grote pieken in de bloedsuikerwaarden. Doordat het lichaam
daardoor langdurig hoge insulineproducties moet genereren ontstaat op den duur
een ontregelt systeem.
Op den duur
ontstaat bij een kleine glucosestijging al een grote dosis insuline,
Hyperinsulinisme.
Ook receptoren in de cellen worden minder gevoelig voor permeabiliteit van
glucose door de insuline. Steeds meer is nodig.
Het gevolg is
uitputting van de alvleesklier en een eerste stadium van Db 11.
In medische
kringen spreekt men ook van insulineresistentie.
Verschijnselen
zijn vermoeidheid, dufheid, hoofdpijn en rillingen.
De
overtollige glucose die niet aan de cel kan worden afgegeven wordt nu door de
lever omgezet in vet. Verkeerde koolhydraatconsumptie kan dus leiden tot
vetophoping en zwaarlijvigheid.
Hypoglycemie: Letterlijk vertaald betekent het dat
er een te lage bloedsuikerwaarde heerst. Door deze lage bloedsuikerwaarde
krijgen de cellen te weinig glucose aangeleverd. Gevolg is dat de cellen moeten
overschakelen naar het verbranden van vetten (ketonenverbranding) maar de
hersenen hebben geen opslag van vetten en leiden dus het meest van een
hypoglycemie. Symptomen: rillingen, concentratieverlies, geheugenstoornissen,
hoofdpijn, vermoeidheid, flauwte, problemen met het gezichtsvermogen.
Metabool syndroom: Is een combinatie van hoge bloeddruk,
suikerziekte (insulneresistentie), verhoogd cholesterol (verlaging HDL),
overgewicht (appelvormig) en verhoogde eiwitafscheiding urine.
Onderscheiden
van vetten:
Vetten zijn
esters die bestaan uit glycerol (een soort alcohol) en drie vetzuurmoleculen
(triglyceriden).
Lipolyse
(vooral in maag en duodenum, onder invloed van lipase enzymen uit de maag en pancreas)
is het proces waarbij vet wordt afgebroken tot glycerol en drie vetzuren. Het
omgekeerde proces noemen we lipogenese, hierbij speelt oa. Insuline ook weer
een stimulerende rol.
Cholesterol Is
een vette, niet in water oplosbare stof, die in ons lichaam als bouwsteen wordt
gebruikt. Cholesterol is noodzakelijk in het lichaam en zit in veel dierlijk en
plantaardig vet maar wordt vooral door ons lichaam in de lever aangemaakt. Het
zorgt onder meer voor de opbouw van de celwand. Ook maakt het hormonen en gal
aan. Cholesterol koppelt zich aan de stof triglyceride in zgn. lipoproteïnen.
Deze
lipoproteïnen worden in de vorm van de stoffen (VLDL,LDL en HDL) vervoert.
In de lever
maakt het lichaam andere lipoproteinen die via het bloed vervoert worden naar plaatsen
in het lichaam waar vet nodig is. Door ziekte of erg vette voeding kan ons
lichaam ziek worden (hypercholesterolemie).
Vetten of Lipiden
Er zijn drie belangrijke vetachtige stoffen die we samen ook wel lipiden
noemen. Triglyceriden, sterolen en fosfolipiden.
Triglyceriden
is de chemische naam voor wat we normaal vet noemen (boter, slaolie), kwaliteit
is afhankelijk van de vetzuren van de triglyceride. De onderverdeling is in
verzadigde (boter)en onverzadigde vetzuren. Deze laatste weer in enkelvoudig
(olijfolie) en meervoudig onverzadigd (linolzuur, visolie). Van de groep
sterolen is cholesterol de belangrijkste stof en fosfolipiden (oa. Lecithine)
zijn weer belangrijk voor de hersenen en zenuwen.
Lipoproteïnen De lipoproteïnen
worden in de lever of in de darm gemaakt (chylomicronen) en bestaan, naast
triglycheriden uit het sterol
cholesterol, fosfolipiden en in vetoplosbare vitaminen en worden gekoppeld aan
eiwitten (proteïnen).
Er zijn verschillende soorten lipoproteïnen,
afhankelijk van hun samenstelling en hun gewicht. Hoe meer vet des te lichter
de lipoproteïne.
Gewicht = Density.
LDL is dus
veel vet, weinig proteïne.
De typen die voorkomen:
VLDL
(5% van cholesterol) De
verwerking van de oorspronkelijke
lipoproteïnen
uit de darm (triglyceride en cholesterol wordt in de lever omgezet in een
nieuwe lipoproteïne
VLDL. Deze wordt via de bloedbaan naar de spieren gestuurd en de overgebleven
delen blijven in de bloedbaan en worden in de alvleesklier omgezet in IDL (de meest gevaarlijke vorm van
cholesterol). Via de bloedbaan komt het terug in de lever. Een deel van de IDL
word omgezet in galzuren en verlaat via de darm het lichaam. De rest verlaat de lever in de vorm van LDL
of HDL.
LDL
(75% van cholesterol) is
dus het overblijfsel van VLDL, bevat veel vet en circuleert in de bloedbaan
(gevaar voor atherosclerose, hart- en vaatziekten, vaatproblemen in benen).
LDL heeft nl.
van alle stoffen de meeste neiging tot plakken aan de vaatwanden en geeft
verhoogde kans op ontstekingsreacties in de vaten.
1 op 7
volwassen heeft te hoog LDL (meer dan 3 mmol) of tesamen (meer dan 5 mmol).
Cholesterol stijgt met leeftijd, vooral bij vrouwen na de menopauze.
De
overtollige LDL komt ook weer terug in de lever en kan hier voor
leververvetting zorgen.
HDL (20% van cholesterol) wordt in de lever en darmen aangemaakt
en circuleert in het lichaam en worden uiteindelijk weer in de lever opgenomen
en oa. Omgezet in galzuren.
Chylomicronen Daarnaast zijn er ook nog lipoproteïnen die eigenlijk alleen maar triglyceriden
vervoeren door de poortader naar de lever.
Alle stoffen
hebben dezelfde deeltjes maar de grootte is anders. Bij alle deeltjes is 95%
van de inhoud de stof triglceride.
Cholesterol
vanuit de voeding speelt niet zo’n hele belangrijke direkte rol. Dagelijks
passeert 2 gram
cholesterol (voeding en cholesterolrijke galzuren 1 gr.) onze darm en wordt
0,75 gr. Opgenomen.1,25 gr. Verlaat ons lichaam via de ontlasting. De
triglyceriden worden echter wel efficiënt uit de darm opgenomen samen met
cholesterol (chylomicronen) en binnen een kwartier aan de lever aangeboden.
Te vet eten Door het eten van veel vetten kunnen
we het cholesterolgehalte in het bloed verhogen. Omdat de samenstelling van de
chylomicronen constant moet zijn moet de lever veel cholesterol aanmaken. De
lever kan echter de productie van cholesterol reguleren of de samenstelling van
de lipoproteïnen
veranderen om een evenwichtige cholesterolspiegel te houden. Er is ook nog
verschil tussen verzadigde (meer cholesterol nodig om te koppelen) en
onverzadigde vetzuren. Wanneer de lever het niet meer aankan en er heel veel
cholesterol in de bloedbaan komt, spreken we van hypercholesterolemie. Dit
laatste is een bron voor andere ziektebeelden als hierboven omschreven.
Oxydant Een
oxydant is een stof die in staat is om elektronen in te vangen en te
neutraliseren. Oxyde processen zijn processen met stoffen die elektronen
uitwisselen. Je trekt hierdoor verbindingen los. In het lichaam zie je ze in de
vorm van vrije radicalen. Er zijn bij deze stoffen elektronen losgetrokken.
Vrije Vetzuren Een vetrijk dieet zorgt voor de
aanmaak van vel vrije vetzuren in het lichaam de zgn. FFA’s. Door de afbraak van triglyceriden ontstaan in
de lever maar ook in de rest van de bloedbaan veel van deze FFA’s. Deze FFA’s
zjn in een te hoge dosering schadelijk voor andere metabolische activiteiten
van het lichaam.
Hersenen en
zenuwen hebben behoorlijk veel vetten nodig om te functioneren en bij
terugbrengen hiervan kun je verhoogde kans op depressies veroorzaken.
Overgewicht
is een aanhoudend overschot van de energiebalans.
Leverfibrose
(steatosus hepatis) verbindweefseling van de lever door te veel verkeerde
vetten, verkeerde levensstijl. De lever kan de hoeveelheid tiglyceriden en de
opgenomen vrije vetzuren niet meer verwerken. Opslag tot bindweefsel.
Overgewicht
heeft ook te maken met het onderwijsniveau van mensen. Hoger opgeleiden hebben
in de regel minder overgewicht.
Doxycycline - apotheek http://medicineronline.net/ Ik heb de bestelling zoals beloofd op tijd ontvangen en de pillen werken fantastisch.
BeantwoordenVerwijderen