maandag 9 april 2012


Module Overgewicht 

Veel onderzoek met betrekking tot overgewicht is ook te vinden op Pubmed.

National Institute of Health (USA) maakt geen onderscheid tussen obesitas en adipositas

Obesitas is een conditie van het lichaam waarbij de natuurlijke energiereserve die in vet wordt opgeslagen, gebruikelijke niveaus ver overschrijdt tot aan het punt waarbij de gezondheid in het geding komt. Synoniemen zijn: Adipositas, zwaarlijvigheid, overgewicht en vetzucht.
Adipositas (Zie hierboven).

BMI of Queteletindex – lengte in het kwadraat, gedeeld door het gewicht bepaald de index. Men noemt dit ook wel de BMI (Body Mass Index).
Vb. persoon 90 kg. En 1.73 lengte
1,73 x 1,73 = 2,9929
90/2,9929 = 30,07
BMI = 30

Overlijdensrisicoverzekeringen hebben grafieken bij 1.1.2.1. bepaald om inzicht te krijgen in de risico’s en de daaraan gekoppelde premies.

Bij de huidplooimethode bepaalt men de hoeveelheid huidvet.

Het verschil tussen mannen en vrouwen ten aanzien van de positie van het vet:
-       bij mannen zien we dit vaak op de buik (abdominale regio) ook wel androïde of appeltype genoemd. Zowel subcutaan als visceraal.
-       bij vrouwen zien we het vet meer in de gluteofemorale depots (brede heupen) ook wel gynoïde of peertype genoemd.
-       Ook mengvormen komen voor
-       Gynoïde vormen van vetzucht gaan minder gepaard met veranderingen in het metabolisme.

In lever stapeling van vetten. Het vet in bloed wordt getransporteerd naar de lever.
VLDL en LDL.
Het vet in de buik – opname in het bloed – omgezet naar LDL.

De Middel-Heup-Omtrek ratio ofwel MHR is een goede indicatie voor het vaststellen van de vetverdeling.
Bij vrouwen moet deze 0,80 zijn en bij mannen 0,95.
Overschrijdingen van deze waarden en een BMI van >28 geven een forse verhoging van het ziekterisico. Men spreekt dan van androïde obesitas.


Bij vrouwen na 30e jaar gewichtsstilstand.
Na de menopauze snelle toename in gewicht (hormonen). Inhalen van mannen.

Bij mannen geleidelijke verhoging tot ongeveer 50 jaar. Daarna stilstand.

Uit statistieken van verzekeringsmaatschappijen blijkt dat een matig overgewicht het sterfterisico al verhoogd.
30% van de Westerse mensen heeft met 25 jaar al te maken met overgewicht.

In Nederland heeft de helft (5 miljoen) van de volwassen bevolking te kampen met overgewicht. Ernstig overgewicht bestaat bij 1 miljoen mensen.

Onderscheidt maken tussen hyperglycemie en hyperinsulinisme. Medisch wordt alleen hyperglycemie aangepakt, hetgeen bijzonder jammer is.
Mensen komen daardoor vaak in een metabool syndroom situatie.
De vetcellen krijgen een eigen sturing in de buikschort en maken eigen hormonen aan wat een verdere vervetting tot gevolg heeft.

Hyperglycemie: Door een verstoorde insuline-afgifte (slecht functionerende pancreas) of insulineverhouding in het lichaam ontstaat een verhoogd glucosegehalte in het bloed. Dit  verhoogde glucosegehalte zorgt op zichzelf weer voor nog minder insuline-afgifte (uitputting pancreas) en verminderde werking van de insuline op de weefsels. Een soort neerwaartse spiraal.
Sympt: aanhoudende dorst, veel plassen (polyurie), vermoeidheid, gezichtsstoornissen, vermageren, honger.

Hyperinsulinisme: Door een verkeerde verhouding koolhydraten reageert het lichaam niet meer via een normale insulinerespons. Door bepaalde met name geraffineerde koolhydraten in grote mate te nuttigen ontstaan soms grote pieken in de bloedsuikerwaarden. Doordat het lichaam daardoor langdurig hoge insulineproducties moet genereren ontstaat op den duur een ontregelt systeem.
Op den duur ontstaat bij een kleine glucosestijging al een grote dosis insuline,
Hyperinsulinisme. Ook receptoren in de cellen worden minder gevoelig voor permeabiliteit van glucose door de insuline. Steeds meer is nodig.
Het gevolg is uitputting van de alvleesklier en een eerste stadium van Db 11.
In medische kringen spreekt men ook van insulineresistentie.
Verschijnselen zijn vermoeidheid, dufheid, hoofdpijn en rillingen.

De overtollige glucose die niet aan de cel kan worden afgegeven wordt nu door de lever omgezet in vet. Verkeerde koolhydraatconsumptie kan dus leiden tot vetophoping en zwaarlijvigheid.

Hypoglycemie: Letterlijk vertaald betekent het dat er een te lage bloedsuikerwaarde heerst. Door deze lage bloedsuikerwaarde krijgen de cellen te weinig glucose aangeleverd. Gevolg is dat de cellen moeten overschakelen naar het verbranden van vetten (ketonenverbranding) maar de hersenen hebben geen opslag van vetten en leiden dus het meest van een hypoglycemie. Symptomen: rillingen, concentratieverlies, geheugenstoornissen, hoofdpijn, vermoeidheid, flauwte, problemen met het gezichtsvermogen.


Metabool syndroom: Is een combinatie van hoge bloeddruk, suikerziekte (insulneresistentie), verhoogd cholesterol (verlaging HDL), overgewicht (appelvormig) en verhoogde eiwitafscheiding urine.

Onderscheiden van vetten:

Vetten zijn esters die bestaan uit glycerol (een soort alcohol) en drie vetzuurmoleculen (triglyceriden).
Lipolyse (vooral in maag en duodenum, onder invloed van lipase enzymen uit de maag en pancreas) is het proces waarbij vet wordt afgebroken tot glycerol en drie vetzuren. Het omgekeerde proces noemen we lipogenese, hierbij speelt oa. Insuline ook weer een stimulerende rol.

Cholesterol  Is een vette, niet in water oplosbare stof, die in ons lichaam als bouwsteen wordt gebruikt. Cholesterol is noodzakelijk in het lichaam en zit in veel dierlijk en plantaardig vet maar wordt vooral door ons lichaam in de lever aangemaakt. Het zorgt onder meer voor de opbouw van de celwand. Ook maakt het hormonen en gal aan. Cholesterol koppelt zich aan de stof triglyceride in zgn. lipoproteïnen.
Deze lipoproteïnen worden in de vorm van de stoffen (VLDL,LDL en HDL) vervoert.
In de lever maakt het lichaam andere lipoproteinen die via het bloed vervoert worden naar plaatsen in het lichaam waar vet nodig is. Door ziekte of erg vette voeding kan ons lichaam ziek worden (hypercholesterolemie).

Vetten of Lipiden  Er zijn drie belangrijke vetachtige stoffen die we samen ook wel lipiden noemen. Triglyceriden, sterolen en fosfolipiden.
Triglyceriden is de chemische naam voor wat we normaal vet noemen (boter, slaolie), kwaliteit is afhankelijk van de vetzuren van de triglyceride. De onderverdeling is in verzadigde (boter)en onverzadigde vetzuren. Deze laatste weer in enkelvoudig (olijfolie) en meervoudig onverzadigd (linolzuur, visolie). Van de groep sterolen is cholesterol de belangrijkste stof en fosfolipiden (oa. Lecithine) zijn weer belangrijk voor de hersenen en zenuwen.

Lipoproteïnen De lipoproteïnen worden in de lever of in de darm gemaakt (chylomicronen) en bestaan, naast triglycheriden uit  het sterol cholesterol, fosfolipiden en in vetoplosbare vitaminen en worden gekoppeld aan eiwitten (proteïnen). Er zijn verschillende soorten lipoproteïnen, afhankelijk van hun samenstelling en hun gewicht. Hoe meer vet des te lichter de lipoproteïne. Gewicht = Density.
LDL is dus veel vet, weinig proteïne. De typen die voorkomen:

VLDL  (5% van cholesterol) De verwerking van de  oorspronkelijke lipoproteïnen uit de darm (triglyceride en cholesterol wordt in de lever omgezet in een nieuwe lipoproteïne VLDL. Deze wordt via de bloedbaan naar de spieren gestuurd en de overgebleven delen blijven in de bloedbaan en worden in de alvleesklier omgezet in IDL (de meest gevaarlijke vorm van cholesterol). Via de bloedbaan komt het terug in de lever. Een deel van de IDL word omgezet in galzuren en verlaat via de darm het lichaam.  De rest verlaat de lever in de vorm van LDL of HDL.

LDL  (75% van cholesterol) is dus het overblijfsel van VLDL, bevat veel vet en circuleert in de bloedbaan (gevaar voor atherosclerose, hart- en vaatziekten, vaatproblemen in benen).
LDL heeft nl. van alle stoffen de meeste neiging tot plakken aan de vaatwanden en geeft verhoogde kans op ontstekingsreacties in de vaten.
1 op 7 volwassen heeft te hoog LDL (meer dan 3 mmol) of tesamen (meer dan 5 mmol). Cholesterol stijgt met leeftijd, vooral bij vrouwen na de menopauze.
De overtollige LDL komt ook weer terug in de lever en kan hier voor leververvetting zorgen.

HDL (20% van cholesterol) wordt in de lever en darmen aangemaakt en circuleert in het lichaam en worden uiteindelijk weer in de lever opgenomen en oa. Omgezet in galzuren.

Chylomicronen Daarnaast zijn er ook nog lipoproteïnen die eigenlijk alleen maar triglyceriden vervoeren door de poortader naar de lever.


Alle stoffen hebben dezelfde deeltjes maar de grootte is anders. Bij alle deeltjes is 95% van de inhoud de stof triglceride.

Cholesterol vanuit de voeding speelt niet zo’n hele belangrijke direkte rol. Dagelijks passeert 2 gram cholesterol (voeding en cholesterolrijke galzuren 1 gr.) onze darm en wordt 0,75 gr. Opgenomen.1,25 gr. Verlaat ons lichaam via de ontlasting. De triglyceriden worden echter wel efficiënt uit de darm opgenomen samen met cholesterol (chylomicronen) en binnen een kwartier aan de lever aangeboden.

Te vet eten Door het eten van veel vetten kunnen we het cholesterolgehalte in het bloed verhogen. Omdat de samenstelling van de chylomicronen constant moet zijn moet de lever veel cholesterol aanmaken. De lever kan echter de productie van cholesterol reguleren of de samenstelling van de lipoproteïnen veranderen om een evenwichtige cholesterolspiegel te houden. Er is ook nog verschil tussen verzadigde (meer cholesterol nodig om te koppelen) en onverzadigde vetzuren. Wanneer de lever het niet meer aankan en er heel veel cholesterol in de bloedbaan komt, spreken we van hypercholesterolemie. Dit laatste is een bron voor andere ziektebeelden als hierboven omschreven.

Oxydant  Een oxydant is een stof die in staat is om elektronen in te vangen en te neutraliseren. Oxyde processen zijn processen met stoffen die elektronen uitwisselen. Je trekt hierdoor verbindingen los. In het lichaam zie je ze in de vorm van vrije radicalen. Er zijn bij deze stoffen elektronen losgetrokken.

Vrije Vetzuren Een vetrijk dieet zorgt voor de aanmaak van vel vrije vetzuren in het lichaam de zgn. FFA’s.  Door de afbraak van triglyceriden ontstaan in de lever maar ook in de rest van de bloedbaan veel van deze FFA’s. Deze FFA’s zjn in een te hoge dosering schadelijk voor andere metabolische activiteiten van het lichaam.

Hersenen en zenuwen hebben behoorlijk veel vetten nodig om te functioneren en bij terugbrengen hiervan kun je verhoogde kans op depressies veroorzaken.

Overgewicht is een aanhoudend overschot van de energiebalans.

Leverfibrose (steatosus hepatis) verbindweefseling van de lever door te veel verkeerde vetten, verkeerde levensstijl. De lever kan de hoeveelheid tiglyceriden en de opgenomen vrije vetzuren niet meer verwerken. Opslag tot bindweefsel.

Overgewicht heeft ook te maken met het onderwijsniveau van mensen. Hoger opgeleiden hebben in de regel minder overgewicht.

Beweging maakt niet echt een groot verschil in de vervetting van de westerse mens.

1 opmerking:

  1. Doxycycline - apotheek http://medicineronline.net/ Ik heb de bestelling zoals beloofd op tijd ontvangen en de pillen werken fantastisch.

    BeantwoordenVerwijderen